‘Op het conservatorium zagen we elkaar wel, maar pas later ontdekten we dat we dezelfde ambitie hebben’, begint Maxime. Irene valt haar bij: ‘Zij was druk, ik was druk en nadat we klaar waren ging ik naar Londen en Maxime naar Brussel.’ Ze ontmoetten elkaar pas werkelijk toen Irene haar eigen operaproject EER(S)T DE DAME – waarover later meer – op de planken bracht. Irene: ‘In de loop van 2020, 2021 ontstonden bij mij de ideeën voor mijn mini-opera’s, drie korte werken voor sopraan solo. Ik werd gevraagd dat uit te breiden tot een avondvullend programma en als zanger kun je dat niet alleen. Je hebt collega’s nodig. Ik zocht dus niet alleen “een” pianist, maar ook iemand waarmee ik kon optrekken. Toen kwam ik bij Maxime uit. We merkten dat we ook in onze carrières op hetzelfde punt zitten en op dezelfde manier nadenken over de stappen die we willen nemen of over wat we belangrijk vinden in het musiceren.’ Van het een kwam het ander en als vanzelf groeiden ze toe naar het plan om te auditeren bij de Vrienden van het Lied. ‘Het was een spontaan idee’, vertelt Maxime, ‘We hadden net repertoire opgebouwd en dachten: we doen het gewoon.’ Het is de intieme setting van het lied en hun nauwe samenwerking die aanspreekt vult Irene aan: ‘We werken op heel gelijkwaardige voet, hebben allebei een eigen inbreng en vinden elkaar op een organische manier altijd wel. Dat gaat van het vinden van repertoire tot aan de laatste details van de uitvoering. Dus we kunnen ook samen de koers bepalen.’
Van spanning naar ontspanning
Op 3 februari jl. gaven zij hun eerste recital voor de vrienden in Zutphen. De recensie die een van de bezoekers schreef over hun debuut was lovend over het verrassende programma waarin ook onbekende liederen waren opgenomen en ruimte was voor werk voor piano solo. Maar hoe beleefden zij het zelf? Maxime lacht als ze antwoord geeft: ‘Ons programma heet ONTSPANNING en voor de eerste keer het volledige programma uitvoeren bracht natuurlijk de nodige spanning met zich mee. Zou onze repertoirekeuze en uitvoering wel in de smaak vallen bij het publiek?’ Maar daarop volgde ook de ontspanning: ‘Volgens mij mogen we tevreden zijn. Er hing een fijne sfeer en het was een mooie gelegenheid om te ervaren of het werkte zoals we in gedachten hadden. Alles bleek goed in balans.’ Irene is het daar hartgrondig mee eens: ‘Ik vond het nogal een vuurdoop. Het werd goed bezocht en mensen bleken er echt naar uit te kijken. Maar het applaus na afloop was hartstikke enthousiast en mensen bleven ook graag na om met ons te praten. Het publiek was echt heel betrokken bij wat we die avond deden. Ik vond het vooral ook heel leuk om juist deze werken te brengen. De muziek van Diepenbrock, Wagner en Poulenc is toch heel expressief en om dat dan te brengen van: dit is het, geniet ervan, dat is heel goed gelukt. Het was voor ons echt een waardevolle start.’
Een frisse mix
Irene gaat verder: ‘Het is een enorme gunst om publiek te vinden dat aansluit bij dit soort muziek. Nadat we waren toegelaten ben ik naar een recital geweest van de Vrienden, gewoon als bezoeker, en heb toen met mensen uit het publiek gesproken over wat hen trekt. De een zei: ik kom voor de tekst en de poëzie. De ander: ik kom voor de piano. En de derde wilde gewoon een leuke middag. Ik denk dat we door ons programma goed vorm te geven voor elk wat wils hebben en een frisse mix kunnen brengen.’ Over die vernieuwende blik op het repertoire hebben beiden genoeg ideeën. Maxime: ‘We houden wel van een beetje out of the box denken en staan allebei heel erg open om na te denken over een mooie rode draad, en dat kan echt van alles zijn. We willen net dat beetje extra geven. De muziek zegt op zichzelf natuurlijk al heel veel en die vormt de kern, maar bijvoorbeeld een mooie toelichting, of een mooi verhaal eromheen of minder bekend repertoire … En ook juist de verbondenheid tussen de stukken, zodat de solostukken die ik speel ook weer goed passen en er allerlei linkjes zijn te maken die een programma tot een geheel maken. We houden the big picture in de gaten én willen alle details goed uitvoeren.’ Irene: ‘Ik ga ook naar recitals van anderen om repertoire dat nog heel erg onbekend is te scouten. We zoeken echt naar wat bij ons hoort, als Nederlandse vrouwen die klassieke muziek bedrijven, en proberen dat zo te combineren dat het voor het publiek behapbaar wordt.’
Op zoek naar Nederlandse klassieken
Dan gaat Irene dieper in op het vinden van onbekend(er) repertoire: ‘Ik heb een passie voor het vinden van Nederlands en zelfs Nederlandstalig repertoire, maar als je kijkt naar de klassieke componisten is dat soms moeilijk te vinden.’ Maxime beaamt dat: ‘In ONTSPANNING hebben we dat nog niet zo uitgebreid gedaan als we zouden willen, want het kost tijd om de juiste stukken te zoeken. Het is niet zo dat je denkt: het is een Nederlandse componist dus we doen het gewoon. Het moet wel een van gelijkwaardig niveau zijn en in een programma passen.’ Irene valt haar volmondig bij: ‘Vooral dat! Als je kijkt naar klassieke componisten is de bladmuziek of informatie vaak moeilijk te vinden. Daar liep ik ook bij het onderzoek voor EER(S)T DE DAME tegenaan. Veel muziek ligt ergens in een archief en is nog niet gedigitaliseerd, of het is wel gedigitaliseerd maar in een zo slecht handschrift dat het bijna niet bruikbaar is. En met nieuw gecomponeerde liederen heb ik gemerkt dat hedendaagse componisten sneller kiezen voor bijzonderder bezetting dan zang en piano, of ze worden geschreven voor bijvoorbeeld een concours of festival en daarna gemakkelijk weer vergeten.’ Ze schiet in de lach als ze opsomt: ‘Ik heb met accordeonensembles gewerkt, met marimba, altsaxofoon, echt je kunt het zo gek niet verzinnen … maar eigentijdse muziek voor zang en piano? En dan heb ik het nog niet eens over Nederlandstalig repertoire.’
Eigen artistieke identiteit
Waar kwam die liefde voor Nederlands repertoire vandaan? Irene: ‘Toen ik in Zwolle studeerde werden we heel erg aangemoedigd om naar onalledaagse muziek te luisteren, Baltische muziek, Stravinsky … En naarmate mijn studie vorderde dacht ik: goh, waar is de Nederlandse muziek? Dat gevoel werd versterkt toen ik in Londen studeerde. Mensen namen hun eigen cultuur mee, chansons of Nieuw-Zeelandse haka’s en daar kreeg ik een heel onbereikbaar gevoel door. Alsof ik dat niet zomaar van de plank kon pakken. Dat frustreerde me, want ik raakte daardoor mijn eigen artistieke identiteit een beetje kwijt. Waar was dat deel van mij persoonlijk als uitvoerende? Ik studeerde in 2019 af, net voordat de coronapandemie begon. Toen had ik dus zeeën van tijd om daar verder mee aan de slag te gaan en ben ik EER(S)T DE DAME gaan maken.’ Voor deze drie korte solovoorstellingen liet ze zich inspireren door Judith Weirs King Harald’s Saga, een onbegeleid stuk voor sopraan solo. Alle drie draaien ze om heel uiteenlopende onderwerpen, ‘maar ze liggen wel allemaal heel dicht bij mijzelf’, zegt ze. Maxime onderzoekt de aansluiting tussen de muziek en de wereld om haar heen op een heel eigen manier: ‘De muziekwereld is toch een eigen wereld en er is zoveel daarbuiten dat mij ook interesseert. Het wordt ook steeds belangrijker, omdat je steeds meer ontdekt over hoe de wereld in elkaar zit.’ Daarom studeerde ze naast piano ook technische bedrijfskunde en business administration, een onalledaagse combinatie. ‘Toen ik nog beide studies naast elkaar deed kreeg ik vaak de vraag: “Kun je nog wel focussen op het pianospelen?”, maar juist omdat je ook anders geprikkeld wordt kun je je toeleggen op wat je aan het doen bent. Ik denk dat er echt een slag te slaan is tussen die werelden, want wat wij doen als musicus heeft zoveel overlap met andere richtingen. Het draagt zeker bij aan wie ik ben als musicus om daar af en toe bij stil te staan.’
Een wereld aan nieuwe mogelijkheden
Nederlands repertoire, actuele thema’s en maatschappelijk engagement bewegen beiden dus duidelijk. Een mooi voorbeeld daarvan is ook het theaterstuk Graven van het Nieuw Utrechts Toneel waar Maxime in 2020 aan meewerkte: ‘In die voorstelling vertelt Greg Nottrot (acteur en regisseur; red.) een persoonlijk verhaal over de Tweede Wereldoorlog, maar het wordt vertaald naar een veel breder thema, namelijk wat mag je vertellen over je verleden en wat is geheim, wat is goed en wat is fout? Met mijn pianomuziek kon ik daar iets aan toevoegen. Die pianowerken zijn in een bepaalde tijd geschreven, hebben een eigen achtergrond en worden dan in een nieuwe context geplaatst waardoor ze iets extra’s krijgen.’ Irene: ‘Dat doen we ook in onze eigen presentatie. Het gaat niet alleen om wat er muzikaal gebeurt, maar ook wat er sociaal-maatschappelijk speelde toen de stukken geschreven werden. Wat gebeurde er in de levens van de dichters en componisten, niet alleen als componist of dichter, maar als mens. Daarmee maak je de muziek meer levend. Wat maakt dat het zo schrijnend is? Waarom komt het zo diep binnen? Het is en-en.’ Maxime: ‘Er ontstaat echt een wisselwerking, zonder dat je de kunst zelf tekort doet. Want dat vind ik wel heel belangrijk: dat wat we doen kwalitatief goed is en we erachter kunnen staan. We halen er niet iets af om het toegankelijker te maken, of makkelijker.’ Irene vult aan: ‘En toch bewegen we ons binnen de klassieke muziek. Dat doen we ook heel bewust. Ik zeg vaak: we verbinden het verleden, heden en de toekomst door de muziekvorm en onderwerpen die we kiezen. We kijken heel bewust: waar willen we naartoe? Wat willen we achter ons laten? Wat nemen we bewust de toekomst mee in? En als je één element openbreekt en er een component bij pakt, dan gaat er een wereld aan nieuwe mogelijkheden open.’
Het lied ín de wereld brengen
En precies dat is waar ze als liedduo naar op zoek zijn. ‘We hebben als duo nog zoveel ideeën! Toen we werden toegelaten werd ons gezegd: maak maar een programma. Maxime en ik hebben wel acht thema’s en ideeën gelanceerd! Omdat we zo breed kijken is er zoveel mogelijk en er is zo’n rijkdom aan repertoire …’, zegt Irene. ‘We pakken ons lijstje er wel even bij’, merkt Maxime op. Ze barsten allebei in lachen uit, voordat Irene verder gaat: ‘Er komen nu meteen al 10, 12 ideeën boven. Maar één daarvan is dat we natuurlijk op heel verschillende locaties komen, maar er zijn ook overeenkomsten. We zouden graag meer gebruik willen maken van het feit dat we in de wereld zijn. Dat we niet in een soort black box staan, maar gebruik maken van de ruimte, de akoestiek, de tijd die mensen ons geven om liederen in zo’n context te plaatsen dat ze achteraf zeggen: ik kan me bijna niet voorstellen hoe het zo mooi in elkaar paste. Dus de liederen niet als eilanden op zichzelf te zien, maar echt in de wereld te zetten. Er zijn zoveel manieren om meer interactief te werken, in het moment.’ Ze komt kort terug op het brengen van Nederlands repertoire: ‘Mijn droom is dat ik op een gegeven moment een hele bibliotheek aan Nederlandse liederen heb, Nederlandstalig, anderstalig, en voor elke gelegenheid een lied dat ook helemaal bij mij, als Nederlandse zanger, past. Want als ik in het Nederlands zing, dan gebeurt er ook iets met het publiek. Daar zit zo’n eigenheid en gezamenlijkheid in. Dat wil ik meer opzoeken. En dat dan in de context die Maxime net ook al aangeeft: klassieke muziek van hoge kwaliteit, met respect voor de tijd waarin het geschreven is en de mensen die het geschreven hebben. Maar dan met onze eigen inbreng daarnaast.’ Maxime voegt toe: ‘Dat de Vrienden van het Lied ons nu plekken biedt om ons programma uit te voeren is een hele mooie kans, want als startend duo is dat toch vaak lastig en ik denk dat er een bijzondere samenwerking kan ontstaan tussen de kring mensen die deel uitmaken van de vereniging en wij als musici.’ Irene sluit af: ‘Tijdens je studie zit je in een bubbel. Dat we als duo nu voor de Vrienden kunnen optreden, dat gezegd wordt: we vinden het interessant wat je doet, kom het maar doen … dat biedt stevigheid en perspectief. Vanaf nu wordt het echt genieten elke keer als we weer richting een recital gaan.’
Dit interview verscheen in De Liedvriend, het ledenmagazine van de Vereniging Vrienden van het Lied, uitgave mei 2023.
Tekst: Dees Wilgehof-Sodaar.
Dan laten wij je periodiek weten waar wij mee bezig zijn.