Componist Joost Kleppe legt zich al jarenlang toe op het schrijven van vocale werken, waaronder ook liederen. Maar hoe gaat een componist om met tekst?
‘Wat veel mensen zich niet realiseren is dat je als componist een heel grote macht hebt over hoe een luisteraar een zin ervaart’, begint Joost, ‘Muziek kleurt een zin enorm en dat wordt bepaald door een componist. Je schept de omstandigheden waaronder mensen iets ook kunnen voelen. En bijna alle gedichten hebben iets muzikaals. Gedichten gaan al richting klank en ritme en hebben een zekere cadans.’
De ondertoon vinden
Daarom is een letterlijke tekstuitbeelding ook vaak uit den boze, vindt hij. Componeren gaat verder dan het verklaren van een tekst: ‘Je interpreteert de tekst, maar op een open manier. Het is goede liedcomponisten eigen dat ze je niet een interpretatie van de tekst opdringen, je niet de emotie in het gezicht duwen, je niet precies vertellen wat de tekst óók al vertelt. Als er staat “ik hoor een vogel zingen”, dan hoef je dat niet per se in de pianopartij te horen. Iedereen weet hoe een vogel klinkt. Het kan wel werken, maar het mooie van muziek is dat je er iets onder kunt leggen. Een zin als “ik haat je” kun je op een waanzinnig dissonant akkoord zetten, maar misschien is het wel veel interessanter en indrukwekkender om hem heel zacht te zingen.’ Hij verwijst naar Beethoven die boven zijn 6e symfonie schreef: Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei, meer uiting van gevoel dan schildering. ‘Ik probeer altijd die ondertoon te vinden die het spannend houdt. Een eenvoudig voorbeeld is Deze vuist op deze vuist … van Harry Bannink, die ik zelf als grote Nederlandse liedcomponist zie. En meer en meer mensen gelukkig. Terwijl de tekst zegt “en zo klim ik naar boven” gaat de melodie juist omlaag. Hij heeft daar brieven over gekregen van muziekpedagogen die zeiden: “Maar meneer Bannink, dat kan helemaal niet!” Maar hij verdomde het om de melodie letterlijk de tekst te laten volgen. Dat werd hem te tekenfilmachtig.’
Iets wat het verstand te boven gaat
‘De mooiste teksten zijn die waar je twee kanten hebt’, gaat hij verder, ‘In het lied Frühling läßt sein blaues Band van Hugo Wolf bijvoorbeeld – dat heet eigenlijk Er ist’s – hoor je in de pianopartij de vrolijkheid van de naderende lente. Maar naast die blijheid legt hij ook iets heel geheimzinnigs, alsof je het ene na het andere gordijntje opentrekt. Hij gebruikt allemaal majeur harmonieën, maar die gaan op een merkwaardige manier in elkaar over. Hij schildert daarmee eigenlijk twee dingen: verbazing – hé, hier barst ook weer wat open – én vervreemding, zoals je hebt wanneer je met nieuwe ogen ergens naar kijkt. Vaak probeer ik ook meerdere lagen aan te brengen. Zo zit de mens ook in elkaar’, voegt hij toe, ‘Wij zijn geen eenduidige wezens. Als we boos zijn, zijn we vaak ook verdrietig en als we verdrietig zijn misschien ook heel vredig. Het is altijd een mengsel. Dat maakt mensen en kunst interessant. Je kunt er geen stickertje op plakken, niet één woord. Anders kun je net zo goed een bordje ophangen met “boos” of “vrolijk”. Het is een belevenis, niet alleen een emotie. Er zit altijd meer doorheen. Óf die boosheid wordt zo mooi geschilderd dat je hem weer als nieuw voelt. Dat is het prachtige aan kunst. Er is iets onbenoembaars, iets wat ons verstand te boven gaat.’
Ruimte maken voor de tekst
Hoe ga je dan als componist te werk? ‘Een gedicht is een ander medium, dat is belangrijk om je te realiseren. Een gedicht is niet bedoeld als liedtekst. Iets kan een geweldig gedicht zijn, maar niet zo geschikt als liedtekst, want je maakt er iets anders van. Eerst probeer ik heel erg goed te voelen wat er in een gedicht aan de hand is. Ik lees het een aantal keer en vaak ga ik dan een stuk wandelen, want dan kan er iets bij me opkomen. Of wat ook vaak gebeurt is dat ik bij een zin in het midden of aan het einde al muziek hoor en ik van daaruit verder ga. Ik bouw een lied niet per se van a tot z op. Eigenlijk maak je als componist een architectuur, een spanningsboog in de tijd. Laatst zette ik een gedicht op muziek dat eindigde met “ik had vader willen zijn, vader nog het meest”. Daar hoorde ik meteen een melodie bij. Die heb ik aan het begin weer gebruikt als intro. Ik kijk dus heel erg naar welke structuur ik ongeveer ga maken. In het kleine, met themaatjes die misschien al af zijn, en in het grote, zo van: hier moet waarschijnlijk een omslagpunt komen, een belangrijk kwartje dat valt.’ In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld werken met herhaling en tussenspelen, vertelt hij: ‘Dat is muziek nou eenmaal eigen en maakt het mooi’, zegt Joost, ‘Je moet de tekst ruimte geven, want een gedicht lees je vaak langzaam voor jezelf en je laat de woorden goed tot je doordringen. Wanneer je het als muziek presenteert moet je ruimte creëren om het door te laten dringen. Met een tussenspel of door regels te herhalen, zeker in een snel liedje, omdat je anders te snel door je tekst heen bent. In het lied van Wolf zie je dat ook mooi. Hij herhaalt “Frühling, ja du bist’s!” in totaal drie keer. Dat is voor een lied heel fijn, terwijl Mörike het in zijn gedicht niet herhaalt.’
Kleuren toevoegen
‘Ik vind overigens dat je een tekst niet mag veranderen, tenzij je de dichter kent, kunt opbellen en zeggen: ik wil heel graag dit woord anders. Je moet wat de dichter schrijft wel serieus nemen, daar zit zijn of haar vakmanschap in. Dus kom niet aan de woorden!’, zegt hij beslist, ‘Maar kom wel aan de herhaling.’ Gedichten met mooie, klankrijke woorden zijn daarom heel geschikt om op muziek te zetten, vindt Joost: ‘Ik kwam een keer “handbeschilderd koetsje” tegen, dat is als prozatekst mooi, maar zingend is het niet lekker. Je wil graag zinnen als “zeilschepen deinden op de voorjaarswind”. Het is fijn als er klank in de woorden zit en niet te veel schurende lettergrepen. Gedichten van Reve zijn bijvoorbeeld heel lastig op muziek te zetten omdat ze zo gortdroog zijn. Je hoort gewoon zijn stem erbij. Maar iets van Lodeizen is weer heel fijn om te toonzetten. Daarom gaan klassieke zang en hogere poëzie ook heel mooi samen, omdat het allebei gestileerde vormen zijn. En zeker als je meer de lyrische kant opgaat wil je dat de suggestie open blijft, dat je niet helemaal weet wat het betekent.
Componeren is soms als koken
Daarmee komt Joost terug op wat hij eerder zei over letterlijke tekstuitbeelding: ‘Ik vind niet dat je per se een laag toevoegt, je maakt het niet ingewikkelder. Soms voeg je inderdaad een laag toe, maar meestal versterk je iets wat er al is. Natuurlijk neigt de ene componist meer naar rood en de ander naar groen, maar je probeert je open te stellen voor wat er in het gedicht zit en dat op te vangen en als het ware te vertalen naar die nieuwe vorm die muziek is. In Der Leiermann uit Schuberts Winterreise bijvoorbeeld versterkt de draailier, die je in de pianopartij hoort, de eenzaamheid van de man en dat voegt schoonheid toe. En de muziek maakt ook heel duidelijk dat het een bevroren situatie is’, wijzend op de statische kwint in de bas, ‘terwijl in de rechterhand een speels melodietje klinkt.’ Joost neuriet. ‘Die tegenstelling maakt het bitter. Maar Schubert gebruikt al die elementen heel gedoseerd, bijna eenvoudig. Het is eigenlijk net als met koken, wanneer je oregano én kerrie door elkaar gooit en er een kruidenbouillontablet én een oosterse kruidenmix doorheen doet, blijft er niet veel meer over. Je moet goed zien wat het medium muziek kan toevoegen aan de tekst.’ Bij het werken met levende dichters en librettisten is dat duidelijk merkbaar: ‘Soms moet je dichters wel even leren dat je met muziek iets anders kunt dan met woorden. Een schrijver wil het hele verhaal vertellen, en vaak is het juist fijn als dat niet gebeurt. Het is de kunst, voor de schrijver én de componist, om niet voortdurend te willen schitteren, te willen laten zien: ik kan het hoor!’
Engel aan mijn bed
Op dit moment is hij bezig met het schrijven van liedjes op eigen, uit het leven gegrepen teksten voor een album dat hij gaat opnemen met onder anderen Loes Luca en Wieteke van Dort: Engel aan mijn bed. ‘Als je met anderen samenwerkt word je soms boven jezelf uitgetild en wordt het geheel meer dan de som der delen. Het voordeel van de tekst én muziek schrijven is dat je precies weet wat je wil vertellen, dat het net als bij de beste singer-songwriters – zoals Brel of The Beatles – één geheel wordt. Ik zie mezelf ook niet als dichter, wel als liedtekstschrijver. Als ik iets groots meemaak – zoals toen mijn moeder dement werd – heb ik eerder de neiging om een tekst te schrijven dan een muziekstuk. En het is ook leuk om over een bekende situatie van bijvoorbeeld een helpdesk, waar je geen steek verder komt, te schrijven. Het ene liedje is dus licht en grappig en het andere is serieuzer, maar er zit wel vaak ontroering in. Dat is mijn middle name’, zegt hij lachend. ‘Als ik niet oppas schrijf ik mijn hele leven alleen maar ontroerende, weemoedige liedjes, maar op een gegeven moment ben je dan als luisteraar verzadigd. Dan moet er een andere kleur bij. Je kunt niet alleen maar droevig zijn. Een mokerslag komt juist harder aan als er daarvoor een zekere lichtheid was.’
tekst: Dees Wilgehof-Sodaar
Dit interview verscheen in De Liedvriend, het ledenmagazine van de Vereniging Vrienden van het Lied, uitgave mei 2022.