Soms moet je met de duivel dansen om de hemel te bereiken
Toen wij zeven jaar geleden op zoek waren naar een nieuwe woonplek voor ons gezin troffen we een lot uit de loterij: de Vijverhof op de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder. Het was liefde op het eerste gezicht tussen dat huisje middenin het bos en ons. Het was er stil en vanuit onze achtertuin keken we door een romantische haag zo een bos vol oude, groene bomen in. We zagen reeën en vossen, en hoorden elke nacht de uilen over de heide scheren. We stonden er helemaal niet bij stil dat we een kliniek voor forensische en intensieve psychiatrie als buren zouden krijgen.
Dat drong pas werkelijk tot ons door toen in 2017 ons dagelijks leven totaal veranderde. Den Dolder was van het ene op het andere moment nationaal nieuws. In de straten liepen politieagenten, het leger marcheerde door onze tuin en journalisten hielden ons om de haverklap staande. Soms voelde het alsof we in een slechte film waren beland. En onze rustige wijk? Die zagen we ineens dagelijks geportretteerd op tv, het internet en op voorpagina’s van kranten. Net als in het hele dorp sloeg ook bij ons de twijfel toe: die bospaadjes waar we zo gezellig wandelden, konden we daar nog komen? Was ons gevoel van geborgenheid en thuiskomen wel terecht? Familie en vrienden vroegen zich ineens hardop af of we wel een goede keus hadden gemaakt door naar Den Dolder te verhuizen. Leg maar eens uit dat we in Nederland een werkend en menswaardig systeem hebben. Dat behandelen beter werkt dan alleen maar opsluiten op het moment dat mensen delicten plegen terwijl ze lijden aan een psychiatrische ziekte. En dat dat win-win is voor iedereen. Want dat het om mensen gaat en niet om tot mens gestolde strafbare feiten, dat wordt nog wel eens over het hoofd gezien.
Een groter verhaal
Hoe we het voor onszelf ook wendden of keerden, we bleven houden van de plek waar we ons in een half jaar tijd al zo aan hadden verbonden. Maar waarom veranderde het beeld van ‘ons’ dorp ineens zo snel? Zorgen en nabuurschap zitten in de genen van Den Dolder. De Willem Arntsz Stichting streek al honderd jaar geleden in Den Dolder neer. Natuurlijk zal het nooit alleen maar koek en ei geweest zijn, maar waarom kwam juist nu zoveel negativiteit naar boven? Want er leek maar één juiste mening en dat was dat de klinieken zo snel mogelijk moesten vertrekken. En eerlijk is eerlijk, op sommige momenten vroegen wij ons ook af of dat niet misschien de beste oplossing was om de rust te laten weerkeren. Maar die tweespalt in onszelf en in de buitenwereld deed ons ook beseffen dat er een groter verhaal achter moest zitten. Een verhaal dat niet gehoord werd. En waar verhalen zijn, moet je luisteren om te kunnen snappen waarom mensen reageren zoals ze doen. Eigenlijk verschilt dat niet veel van de patiënten en cliënten die aan de zorg van Fivoor zijn toevertrouwd, weten we nu. Ook zij hebben een verhaal dat zelden verteld wordt. En onbekend maakt onbemind. Maar maakt bekend dan bemind(er) en wat zou onze bijdrage kunnen zijn?
Verbinding verbroken
Omdat we eigenlijk nog te nieuw waren in Den Dolder en de zorginstellingen die op het terrein van de Willem Arntsz Hoeve gevestigd waren niet echt kenden, begonnen we te lezen: over de geschiedenis van het terrein, over het ontstaan van het dorp; en we luisterden door te praten met mensen die al jaren in Den Dolder woonden. We ontdekten liefde. Liefde voor dat eigengereide dorp, voor eerdere generaties patiënten en medewerkers van de klinieken en voor de ondernemingszin van inwoners. Als ergens de inclusieve samenleving vorm had gekregen, dan was het wel in Den Dolder. Want bij de toneelvereniging, muziekvereniging, gymnastiek- of wandelclub was iedereen betrokken bij iedereen. Lag er ’s winters ijs? Dan werd er geschaatst op de vijvers voor de zusterhuizen aan de Vijverhof en zorgde ‘de stichting’ voor koek en zopie. Zorginstellingen en dorpelingen deden het samen. En stigma’s? Ze zullen er vast geweest zijn, maar vaker werden patiënten liefdevol ‘onze gekkies’ genoemd, waar iedereen, professional of niet, op een eigen manier naar omkeek. Als we over al die schouders terug het verleden in blikten, dan blonk Den Dolder uit in medemenselijkheid. Tegelijkertijd was er ook een ander geluid dat daar schril tegen afstak. Ergens in het recente verleden hadden instellingen de deuren en ramen gesloten en was er radiostilte in acht genomen. De patiënten die iedereen kende gingen terug de wijk in, anderen met complexere problemen kwamen er naartoe. ‘Onze gekkies’ veranderden in ‘hun gekken’ die verslaafd waren of gedrag lieten zien dat niet zomaar te begrijpen is. En al die dingen samen zorgden ervoor dat gaandeweg het contact tussen de instellingen en het dorp verbroken raakte.
Herstellen wat is scheefgegroeid
Voor ons is zoeken naar verbinding en compassie een van de kernthema’s in ons werk als kunstenaars. Want als er iets is wat je anders laat kijken naar de wereld, dan is het kunst. Met kunst kun je uitnodigen om in je verbeelding eens in de schoenen van een ander te gaan staan en opnieuw het gesprek aan te gaan. ‘Jullie denken anders’ horen we dan ook vaak. En dat klopt waarschijnlijk wel, want niets is wat het lijkt. Dus toen begin 2018 de storm een beetje was gaan liggen en we de kans kregen om in een van de oude werkplaatsen achter op het terrein ons atelier te vestigen, begon het te borrelen. Die mooie ruimte was de plek waar onbekenden bekenden konden worden. Dat begon met meedoen aan de burendag van Fivoor en Altrecht het elke maand openstellen van ons atelier. Toen dat door corona onmogelijk werd en er binnen niets meer mocht, organiseerden we openluchtconcerten waar iedereen welkom was. Want gewoon samen genieten van muziek, elkaar ontmoeten en even je sores te laten voor wat die zijn creëert ruimte waar verbinding kan ontstaan. ‘Dat is toch een druppel op een gloeiende plaat’ werd wel eens tegen ons gezegd. Misschien, maar aan de andere kant: als je nooit begint met druppelen, dan koelt die plaat nooit af. En je moet toch ergens beginnen met het herstellen van wat is scheefgegroeid.
Leren dansen met de duivel
Lang hoefden we daarom niet te twijfelen toen ons later werd gevraagd een paar dagdelen mee te lopen in twee klinieken van Fivoor op het terrein. Net zomin als dat we er lang over dim-damden of we ja zouden zeggen toen we voor deze bundel verhalen mochten gaan verzamelen van medewerkers, (oud-)patiënten en cliënten, en hun naasten. Want we zeiden het al eerder: het begint met luisteren naar elkaars verhalen. Doordat we van Fivoor alle ruimte kregen om oprechte gesprekken te voeren kregen we goud in handen, wie we ook ontmoetten. Wat we hoorden raakte ons. Medewerkers vertelden met een enorme passie dat ze juist voor deze ingewikkelde doelgroep van betekenis wilden en konden zijn. Patiënten wisten haarfijn uit te leggen hoe de zorg van Fivoor, in welke vorm dan ook, hun levens had veranderd of nog veranderde. En naasten en omwonenden konden de vinger op de zere plek leggen over waar het schuurde in het contact met Fivoor als organisatie en waar het veranderd was. Want als er iets is dat wij zelf ook gemerkt hebben in de afgelopen jaren, is dat Fivoor is gaan laten zien dat wat zij doen een waardevolle bijdrage aan de maatschappij levert. Dat het loont om onder de oppervlakte te kijken naar de mens achter dat onbegrepen of ongewenste gedrag. Dat als je diep genoeg graaft er altijd een mens tevoorschijn komt. Want we zijn allemaal mens, de patiënten en cliënten van Fivoor niet minder dan wie dan ook. Uit eigen ervaring weten we hoe dun die scheidslijn tussen een ‘normaal’ leven en moeten leren omgaan met psychische kwetsbaarheid is. Toen de druk hoog was en onze levens door ingrijpende gebeurtenissen veranderden, verloren we ons evenwicht. We zochten én kregen hulp. Dat leerde ons dat je soms met de duivel moet dansen om de hemel te bereiken. Dan is het van onschatbare waarde als er iemand in de buurt is die je leert hoe je dansen moet.
Dit nawoord verscheen in Gezien en gehoord, een verhalenbundel uitgegeven ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan van Fivoor, uitgave november 2023.